7 February 2019
Bloemrijke akkerranden rondom landbouwgrond kunnen verschillende functies hebben. Ze vormen een buffer tussen het gewas en de sloot, hetgeen afvloeiing van voedingsstoffen en pesticiden in het water beperkt. Afhankelijk van de gekozen planten bevorderen de borders de biodiversiteit van insecten, waaronder de bestuivers en de natuurlijke vijanden van plaagdieren, en de ecosysteemdiensten die zij aan de boeren leveren. Gedurende een tweejarig monitoringsprogramma in 2017 en 2018, dat gefinancierd werd door het toenmalige ministerie van Infrastructuur en Milieu, bestudeerde een team met leden uit verschillende organisaties het belang van bloemrijke akkerranden. De nadruk lag daarbij op het identificeren van deze verschillende functies.
De Hoeksche Waard, een landbouwgebied ten zuiden van Rotterdam, is vrij uniek vanwege haar hoge aantal bloemrijke akkerranden. Paul van Rijn, onderzoeker aan het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de UvA, bestudeert al meer dan tien jaar deze elementen in het landschap. Zijn bijzondere interesse gaat daarbij uit naar hun nut voor de natuurlijke vijanden van plaagdieren.
Dit onderzoek heeft aangetoond dat alleen bepaalde typen bloemen geschikt zijn om belangrijke insecten zoals zweefvliegen gedurende hun niet-roofzuchtige levensfase van voedsel te voorzien. De akkerranden in de Hoeksche Waard zijn speciaal ontwikkeld om tijdens het groeiseizoen grote aantallen van deze bloemen voort te brengen. Nog niet eerder was de doeltreffendheid van deze op maat gemaakte bloemstroken voor natuurlijke plaagbestrijding bij gewassen op deze schaal onderzocht.
Voor het onderzoek werden zowel in 2017 als in 2018 meer dan 30 akkers op basis van akkerrand-type en gewassamenstelling geselecteerd. Gedurende het seizoen werd de insectenpopulatie in zowel de akkerranden als in het gewas geobserveerd. Dit gebeurde door vrijwilligers van de natuurbeschermingsorganisatie ‘Hoekschewaards Landschap’ en onderzoekers van Wageningen University & Research.
De resultaten van het onderzoek tonen aan dat er duidelijke verschillen zijn in functionaliteit tussen verschillende typen akkerranden. Borders met eenjarige planten zijn het meest bloemrijk; in borders met meerjarige planten neemt de hoeveelheid bloemdragers met het verstrijken van de tijd af omdat grassen de overhand krijgen. Binnen de akkerranden neemt de diversiteit aan insecten duidelijk toe naarmate er meer bloeiende kruiden zijn. Ook de aantallen wilde bijen (met name hommels), zweefvliegen en andere natuurlijke vijanden zoals gaasvliegen of lieveheersbeestjes nemen toe naargelang er meer bloeiende kruiden in de akkerranden te vinden zijn. De aantallen vlinders en libellen worden hierdoor echter niet beïnvloed.
Aardappelvelden bevatten aanzienlijk meer bladluizen dan tarwevelden, al namen hun aantallen vanaf eind juni in het algemeen af. In velden met meer natuurlijke vijanden, voornamelijk gaasvliegen en zweefvliegen, was deze afname groter. Van Rijn legt uit: ‘Dit onderzoek toont aan hoe belangrijk natuurlijke vijanden zijn voor het onderdrukken van plagen in gewassen. Daarbij was bovendien de afname van het aantal bladluizen groter in de velden die akkerranden met meer bloemdragende planten hadden.’
In afwijking van hun gebruikelijke praktijk zagen de boeren, die direct werden geïnformeerd over de resultaten van de observaties in hun velden, grotendeels af van het gebruik van insecticiden, waadoor het gebruik van insecticiden meer dan 90% lager ligt dan gebruikelijk is. ‘De resultaten wijzen erop dat bloemrijke akkerranden in combinatie met de observatie van insecten in de gewassen op twee manieren kunnen bijdragen aan de agrobiodiversiteit: door een habitat en voedsel (nectar en stuifmeel) voor verschillende insectensoorten te bieden, en door de behoefte aan insecticiden te verlagen’, zegt van Rijn.
De belangrijke resultaten van dit tweejarig onderzoek kunnen verder worden geverifieerd dankzij een Europese subsidie voor het project "FABulous Farmers", waar ook het IBED bij betrokken is. Het project richt zich op de studie en implementatie van functionele agrobiodiversiteit (FAB) in Noordwest-Europa.
Binnen het project zet Paul van Rijn de coördinatie van de brede monitoring in de Hoeksche Waard voort, waarbij ook de invloeden op de waterfauna en verschillende ecosysteemdiensten onderzocht worden. Uiteindelijk zal dit programma tot aanbevelingen voor het gebruik van FAB binnen de landbouw aan nationale en Europese overheden leiden, om op die manier duurzame en natuurvriendelijke landbouw te bevorderen.