For best experience please turn on javascript and use a modern browser!
You are using a browser that is no longer supported by Microsoft. Please upgrade your browser. The site may not present itself correctly if you continue browsing.
De brandgans blijkt zich sneller aan te kunnen passen dan gedacht. De dieren die door veranderingen in landgebruik besluiten om in Nederland te broeden, zijn ongeveer even succesvol als hun soortgenoten die nog wel de tocht naar het Hoge Noorden wagen. En dat biedt kansen voor de natuur, stelt Chiel Boom van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). Hij promoveert op 15 oktober bij de Universiteit van Amsterdam.
Brandganzen met jongen

Elk jaar maken miljarden dieren een reis heen en weer tussen verschillende leefgebieden. De trek is daarmee een van de opvallendste verschijnselen in de natuur. Je ziet het het vaakst bij vogels. De brandgans was een van die vele soorten trekvogels die alleen in ons land overwinteren. Was, want tegenwoordig zijn er van deze vogelsoort ook dieren die gewoon het hele jaar door in Nederland blijven. Ecoloog Chiel Boom van het NIOO en het daar gevestigde Vogeltrekstation heeft de trekkers en de schaarsere niet-trekkers vergeleken. Hiervoor stelde het Nederlands Polair Programma een subsidie beschikbaar. Zijn belangrijkste conclusie: “Niet-trekkers hebben zich succesvol aangepast aan een nieuwe levensstijl en doen het minstens zo goed als de trekkers”.

Ex-trekkers

De verandering bij de ex-trekvogels is in relatief korte tijd ontstaan. “Sinds de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw is de brandganspopulatie aan het toenemen: van ongeveer 20.000 dieren naar meer dan 1,2 miljoen nu,” legt Boom uit. “En toen begon ook de uitbreiding van het broedgebied langs de trekroute.” In de nieuwe broedgebieden planten de dieren zich nu succesvol voort, maar de timing van het broeden, de rui en de groeisnelheid van de ganzenkuikens zijn anders geworden.

Tegelijkertijd zien we dat ook de Arctische ganzen nog steeds succesvol zijn, ondanks de opwarming van het klimaat die in het Noordpoolgebied veel sneller gaat. Zij ervaren zowel positieve als negatieve effecten. Boom: “Door de opwarming is hun broedseizoen weliswaar langer geworden, maar de overleving van de kuikens is juist afgenomen.”

Relaxte ganzen

Alles bij elkaar blijken de Nederlandse ganzen minder onder tijdsdruk te staan. Ze hoeven namelijk niet te trekken – en daarvoor vetreserves op te bouwen – en ze zijn minder afhankelijk van een grote zomerpiek in het voedselaanbod. Ze zijn dan ook minder actief over het hele jaar, wat Boom met een soort ‘stappenteller voor ganzen’ wist te meten. Een relaxte gans kiest dus voor Nederland.

De wereld verandert in hoog tempo. “Het is daarom belangrijk om te begrijpen hoe goed vogels zich aan kunnen passen aan een andere omgeving,” verduidelijkt Boom. Dat kunnen dus ook zulke grote wijzigingen zijn als het stoppen of juist beginnen met trekken. “Dit onderzoek heeft ons nieuwe inzichten in het aanpassingsvermogen van trekvogels gegeven. En dat zou dus ook bij andere soorten groter kunnen zijn dan eerder verondersteld.”

Soorten helpen

Hoewel trek misschien niet meer nodig is voor alle brandganzen, is de trek zelf wel een belangrijk fenomeen. “Het is een onderdeel van biodiversiteit dat bijdraagt aan allerlei ecologische processen. Denk aan de verspreiding van voedingsstoffen of van genen, maar ook aan de rol die trekvogels spelen in de gebieden die ze tijdelijk – maar vaak massaal – aandoen. Daarom is het waardevol om het in stand te houden.”

Brandganzen lijken gebruik te kunnen maken van door mensen gecreëerde omstandigheden, zoals de hogere voedselkwaliteit veroorzaakt door aangepast landgebruik. “Dat kan ook mogelijkheden bieden voor het bedenken van maatregelen om andere soorten trekvogels te ondersteunen,” denkt Boom.

Bron en meer informatie

Deze tekst is overgenomen van de publicatie van NIOO-KNAW [link]. Voor meer informatie:

  • Onderzoeker Chiel Boom, Afdeling Dierecologie & Vogeltrekstation, Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), 06-33727903 (deel van de dag niet bereikbaar vanwege de promotie-bijeenkomst), c.boom@nioo.knaw.nl
  • Promotiebegeleider prof.dr. Bart Nolet, NIOO-KNAW & Universiteit van Amsterdam, b.nolet@nioo.knaw.nl
  • Hoofd Vogeltrekstation dr. Henk van der Jeugd, tel. 06-27328803, h.vanderjeugd@nioo.knaw.nl
  • Hoofd wetenschapscommunicatie Froukje Rienks, Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), tel. 06-10487481 / 0317-473400, f.rienks@nioo.knaw.nl